Achtergrond: Intrekken van door Tweede Kamer aangenomen initiatiefvoorstellen
In dit artikel:
Het wetsvoorstel dat de PvdA in 2018 samen met CDA, VVD, CU en SGP indiende en in 2020 door de Tweede Kamer werd aangenomen, wordt momenteel onderwerp van discussie omdat GroenLinks-PvdA vreest dat het tegen protestbewegingen kan worden ingezet. Hoewel GL-PvdA en CU zich hebben teruggetrokken uit de verdediging van het wetsvoorstel, ligt de formele bevoegdheid tot intrekking bij de gehele Tweede Kamer, niet bij de oorspronkelijke indieners. Een meerderheid in de Tweede Kamer zou voor intrekking kunnen zijn, gezien de oppositie uit eerdere tegenstemmers en de steun van PvdA-GL en CU. Tegelijkertijd lijkt er in de Eerste Kamer sprake van een meerderheid die het voorstel zelfs zou willen handhaven, met mogelijke steun van de BBB naast de VVD, CDA, D66, SGP en 50+.
Historisch gezien was de positie rond intrekking van wetsvoorstellen onduidelijk, met de Grondwetsartikelen uit 1887 en latere verduidelijkingen in 1956 en 1983. Sinds 1983 geldt expliciet dat de Tweede Kamer haar eigen wetsvoorstellen kan intrekken zolang deze niet definitief door de Staten-Generaal zijn aangenomen. Deze juridische context speelt een rol bij de huidige discussie over het intrekken van het controversiƫle initiatiefwetsvoorstel dat onder meer bedoeld is om bepaalde demonstraties in te perken, maar door sommige partijen wordt gezien als een gevaar voor de vrijheid van protest.